Rood
geschreven voor het Rood archief
een project van Liset van Dommelen
Gouda Literaire avond, 22 maart 2013
(kort fragement uit: Rood, uitgebreide bewerking van een fragment uit Duomonologen)
Vier ben ik, mijn benen bungelen over de rand van de zandbak. Ik houd mijn adem in. Mijn vriendinnetje houdt ervan ieder van ons schrik aan te jagen. Met haar gitzwarte lange haren, donkere priemende ogen kijkt ze door iedereen heen. Het ergst is nog wanneer ze haar oogleden dubbel klapt en plotsklaps als uit het niets met een gil voor je opduikt.
Ik ben een keer zo hard geschrokken dat ik haar bij haar haren heb gegrepen en niet meer los kon laten. Dat was daarna behoorlijk uitgedund. Het meest enge is het van bloed doorlopen rood aan de binnenkant van haar oogleden… Dat beeld blijft maar spoken in mijn hoofd en slapeloze nachten.
Om van mijn angst af te komen kijk ik thuis in de spiegel en kom tot een verbijsterende ontdekking. Waar ik ook naar binnen kijk, elke opening in mijn lichaam, laat geen twijfel. Ik ben, net als zij, rood… van binnen… Het duidelijkst zie ik het wanneer de zon schijnt. Door mijn dichte ogen heen zie ik het schemeren… En als ik verwond ben sijpelt het eruit… soms gutst het… Wanneer iemand zo lekt komen volwassenen altijd direct met van alles aandragen om de boel te stoppen. Ik begrijp dat ik dat rood maar beter binnen moet houden… Niet meer vallen dus of stoten…
…
Een jaar of zeven ben ik, wanneer een vriend van onze familie overlijdt. Ik had een paar weken eerder mijn hamster gevonden. ’s Ochtends bij het opstaan kwam hij mij niet tegemoet vanuit zijn holletje achter de bank. Nee hij lag daar bewegingloos.
Arme Freddie. Zijn oogjes keken maar zagen niets meer. Zijn anders zo warme lijfje voelde alsof het elk moment kon breken en uit mijn handen vallen. Zijn pootjes staken rechtuit alsof ze nog iets pakken wilden, een kruimel van een verdwaald koekje onder de bank misschien.
…
Je mag wel bij hem kijken had mijn moeder gezegd, maar het hoeft niet. Eigenlijk hoeft het niet van haar. Maar van mij wel en ik pak mijn moed bij elkaar…
…
Mijn ogen strak gericht op de bleke grauwheid van zijn verschijning en het dringt zich oorverdovend aan mijn op. Geen ontkomen aan. Het rood is weg… het is stilletjes weggeslopen, zijn lichaam uitgedropen… het is niet het rood van vroeger in de zandbak, wat het dan ook zijn mag, het rood is er niet meer…